In een recente blog schreef ik een stuk over mediawijsheid met T-PACK. In dit stuk kwam naar voren dat de basis van mediawijsheid de visie van de school zou moeten zijn. De school moet bedenken welke weg ze hiermee in willen slaan. Wanneer ict goed toegepast wordt kan het, volgens een onderzoek van Kennisnet, voor positieve leeropbrengsten zorgen (Kennisnet, 2013). Kennisnet heeft voor het gebruik van ict een model opgesteld dat een aantal aspecten beschrijft waarmee rekening gehouden moet worden.
Deze aspecten worden ook wel bouwstenen genoemd. De vier verschillende bouwstenen zijn: visie, deskundigheid, inhoud & toepassingen en infrastructuur. Deze bouwstenen vormen het startpunt voor succesvolle implementatie van ict in het lesaanbod (Kennisnet, 2013). Net zoals de drie belangrijke punten van T-pack (content, pedagogy, technology) moet je de punten los van elkaar zien, maar zijn ze daarnaast wel wederzijds afhankelijkheid. De opbouw kun je bekijken van links naar rechts. Je begint bij de visie en eindigt bij de infrastructuur.
Ook dit model beschrijft dat de school moet beginnen vanuit de visie. Hoe wil de school ict in het onderwijs gebruiken? Wordt ict, zoals nog op veel scholen gebeurt, alleen als middel gebruikt of wil de school er meer mee? Op mijn huidige stageschool zijn ze goed bezig met de eerste bouwsteen. Zij hebben in hun visie verwerkt dat ze de kinderen mediawijs willen maken, werken met digitale lessen en media inzetten in de lesstof. Hoe ze dat allemaal precies gaan doen is mij niet duidelijk. Ze hebben er dus wel over nagedacht, maar kunnen deze visie zeker uitgebreider uitwerken. Ik denk dat een visie helder en duidelijk moet zijn. Er moet niet alleen beschreven wat er moet gebeuren maar ook hoe daaraan gewerkt gaat worden. Dan pas kan de school voor zichzelf duidelijk hebben hoe zij ict in het onderwijs zien, hoe zij het willen gebruiken en waar ze zelf staan.
De tweede bouwsteen is deskundigheid. Wat weten de leerkrachten eigenlijk zelf over ict, zijn ze zelf wel mediawijs? Volgens Kennisnet (2013) werkt ict alleen met vaardige leerkrachten. De leerkracht moet in staat zijn om met ict te werken en ict effectief in zijn lessen te kunnen toepassen. Op mijn stageschool heb ik gezien dat die kennis nog wel eens ontbreekt. Er lopen leerkrachten rond die zeker ict-bekwaam zijn, maar er lopen ook leerkrachten rond die nog wat extra ondersteuning nodig hebben. Hoe wil deze school de kinderen mediawijs maken, als de leerkrachten het zelf niet allemaal zijn? Het is dus zaak aan de directie van de school om de leerkrachten wat meer te trainen.
De derde bouwsteen is inhoud & toepassingen. Wanneer vaardige leerkrachten geen beschikking hebben over het juiste materiaal zal ict nog niet het gewenste positieve effect hebben. Denk hierbij bijvoorbeeld aan digitaal lesmateriaal van methodes. Volgens leerkrachten is dit materiaal vaak als aanvulling op de boeken, maar is het nog geen echte meerwaarde (Kennisnet, 2013). Op mijn stageschool hebben ze vaak ook alleen de beschikking over materiaal bij de methodes. Verder maakt de school gebruik van ActivInspire, een soort kladblok op het digibord. Persoonlijk ben ik fan van Gynzy en Prowise, waar een leerkracht ook beschikking heeft tot een digitaal kladblok maar ook tot verschillende tools. Ik kan uit ervaring spreken dat deze tools vaak goed aansluiten bij de lessen. Wanneer een leerkracht goed zicht heeft op de mogelijkheden van deze tools, kan er volgens mij veel meer uit een les gehaald worden.
De laatste bouwsteen is infrastructuur. Welke materialen heeft de school om ict in het onderwijs in te zetten. Heeft de school een draadloos of vast netwerk. Hoeveel computers heeft de school, staan deze in de klas of in een bepaald lokaal? Heeft de school tablets en kunnen de kinderen met die tablets op het netwerk? Werkt de school met een digibord en wat voor digibord? Dit zijn allemaal materialen waar een school aan kan denken op het gebied van infrastructuur. Mijn stageschool had in elke klas de beschikking over 2 computers. Daarnaast had elke bouw 15 tablets die gebruikt konden worden. De school had goed nagedacht over het oplaadpunt van deze tablets, de conciërge had er een mooi kastje voor gemaakt waar ze per bouw in konden en zo makkelijk opgeladen konden worden.
Zoals ik al eerder zei en zoals in de afbeelding te zien is moet je deze bouwstenen van links naar rechts bekijken. Je spreekt dan van een onderwijsgedreven innovatie. Veel scholen nemen alleen nog de andere weg en werken via de techniekgedreven innovatie (Kennisnet, 2013). Ze kopen eerst de materialen, terwijl ze vaak niet weten wat ze met de materialen kunnen en moeten. In een eerder blog heb ik al het voorbeeld gegeven van het opladen van de tablets. Een school had met de beste bedoelingen een hoop tablets aangeschaft. Alleen had de school niet nagedacht over het opladen van deze tablets, een redelijk essentieel punt. Mijn stageschool heeft daar dus wel goed over nagedacht. Alleen niet alle leerkrachten weten wat ze met de tablets kunnen en hoe ze werken. Ze zijn nu aan het kijken hoe de tablets gebruikt kunnen worden in de lessen. De school heeft dus als het ware een aantal stappen overgeslagen.
Toen ik zelf dit model voor het eerste zag vond ik het een vrij logisch model. Na wat inlezen ben ik erachter komen dat een aantal bouwstenen en de volgorde lang niet vanzelfspre kend zijn. Wanneer ik op een school ga werken zal ik zeker dit model voordragen, wanneer er gesproken wordt over ict. Dit om domme beslissingen te voorkomen en mijn deskundigheid te gebruiken!
Bron:
- Kennisnet. (2013). Vier in balans monitor. Zoetermeer: Kennisnet.
Ook dit model beschrijft dat de school moet beginnen vanuit de visie. Hoe wil de school ict in het onderwijs gebruiken? Wordt ict, zoals nog op veel scholen gebeurt, alleen als middel gebruikt of wil de school er meer mee? Op mijn huidige stageschool zijn ze goed bezig met de eerste bouwsteen. Zij hebben in hun visie verwerkt dat ze de kinderen mediawijs willen maken, werken met digitale lessen en media inzetten in de lesstof. Hoe ze dat allemaal precies gaan doen is mij niet duidelijk. Ze hebben er dus wel over nagedacht, maar kunnen deze visie zeker uitgebreider uitwerken. Ik denk dat een visie helder en duidelijk moet zijn. Er moet niet alleen beschreven wat er moet gebeuren maar ook hoe daaraan gewerkt gaat worden. Dan pas kan de school voor zichzelf duidelijk hebben hoe zij ict in het onderwijs zien, hoe zij het willen gebruiken en waar ze zelf staan.
De tweede bouwsteen is deskundigheid. Wat weten de leerkrachten eigenlijk zelf over ict, zijn ze zelf wel mediawijs? Volgens Kennisnet (2013) werkt ict alleen met vaardige leerkrachten. De leerkracht moet in staat zijn om met ict te werken en ict effectief in zijn lessen te kunnen toepassen. Op mijn stageschool heb ik gezien dat die kennis nog wel eens ontbreekt. Er lopen leerkrachten rond die zeker ict-bekwaam zijn, maar er lopen ook leerkrachten rond die nog wat extra ondersteuning nodig hebben. Hoe wil deze school de kinderen mediawijs maken, als de leerkrachten het zelf niet allemaal zijn? Het is dus zaak aan de directie van de school om de leerkrachten wat meer te trainen.
De derde bouwsteen is inhoud & toepassingen. Wanneer vaardige leerkrachten geen beschikking hebben over het juiste materiaal zal ict nog niet het gewenste positieve effect hebben. Denk hierbij bijvoorbeeld aan digitaal lesmateriaal van methodes. Volgens leerkrachten is dit materiaal vaak als aanvulling op de boeken, maar is het nog geen echte meerwaarde (Kennisnet, 2013). Op mijn stageschool hebben ze vaak ook alleen de beschikking over materiaal bij de methodes. Verder maakt de school gebruik van ActivInspire, een soort kladblok op het digibord. Persoonlijk ben ik fan van Gynzy en Prowise, waar een leerkracht ook beschikking heeft tot een digitaal kladblok maar ook tot verschillende tools. Ik kan uit ervaring spreken dat deze tools vaak goed aansluiten bij de lessen. Wanneer een leerkracht goed zicht heeft op de mogelijkheden van deze tools, kan er volgens mij veel meer uit een les gehaald worden.
De laatste bouwsteen is infrastructuur. Welke materialen heeft de school om ict in het onderwijs in te zetten. Heeft de school een draadloos of vast netwerk. Hoeveel computers heeft de school, staan deze in de klas of in een bepaald lokaal? Heeft de school tablets en kunnen de kinderen met die tablets op het netwerk? Werkt de school met een digibord en wat voor digibord? Dit zijn allemaal materialen waar een school aan kan denken op het gebied van infrastructuur. Mijn stageschool had in elke klas de beschikking over 2 computers. Daarnaast had elke bouw 15 tablets die gebruikt konden worden. De school had goed nagedacht over het oplaadpunt van deze tablets, de conciërge had er een mooi kastje voor gemaakt waar ze per bouw in konden en zo makkelijk opgeladen konden worden.
Zoals ik al eerder zei en zoals in de afbeelding te zien is moet je deze bouwstenen van links naar rechts bekijken. Je spreekt dan van een onderwijsgedreven innovatie. Veel scholen nemen alleen nog de andere weg en werken via de techniekgedreven innovatie (Kennisnet, 2013). Ze kopen eerst de materialen, terwijl ze vaak niet weten wat ze met de materialen kunnen en moeten. In een eerder blog heb ik al het voorbeeld gegeven van het opladen van de tablets. Een school had met de beste bedoelingen een hoop tablets aangeschaft. Alleen had de school niet nagedacht over het opladen van deze tablets, een redelijk essentieel punt. Mijn stageschool heeft daar dus wel goed over nagedacht. Alleen niet alle leerkrachten weten wat ze met de tablets kunnen en hoe ze werken. Ze zijn nu aan het kijken hoe de tablets gebruikt kunnen worden in de lessen. De school heeft dus als het ware een aantal stappen overgeslagen.
Toen ik zelf dit model voor het eerste zag vond ik het een vrij logisch model. Na wat inlezen ben ik erachter komen dat een aantal bouwstenen en de volgorde lang niet vanzelfspre kend zijn. Wanneer ik op een school ga werken zal ik zeker dit model voordragen, wanneer er gesproken wordt over ict. Dit om domme beslissingen te voorkomen en mijn deskundigheid te gebruiken!
Bron:
- Kennisnet. (2013). Vier in balans monitor. Zoetermeer: Kennisnet.