De instroom op de Pabo is wisselend, uit een onderzoek van de Onderwijsraad (2009) is gebleken dat de grootste groep instroomt vanaf de havo (42%). De instroom vanaf het vwo is een stuk kleiner, namelijk maar 7%. Samen is dit 49%, dat is dus minder dan de helft van de gehele instroom. Vanaf het MBO stromen stroomt nog ongeveer 34% in op de Pabo. Veel mbo-studenten hebben al wat ervaring met het onderwijs, omdat veel studenten vanaf de opleiding onderwijsassistent instromen. De scholieren van de middelbare school komen vaak als ‘groentje’ binnen, zij zijn nog onwetend over het onderwijs.
Ook ik behoor tot de ‘onwetende’ groep, voor de Pabo had ik nog weinig 'echte' ervaring met het onderwijs (ik heb een moeder in het onderwijs, dus met veel zaken was ik wel bekend). Inmiddels ben ik een derdejaars student en wordt er al meer van mij verwacht dan alleen maar een simpel lesje geven. Er wordt namelijk geacht dat je met andere ogen naar een organisatie kunt kijken. Hoe wordt bijvoorbeeld de zorg op een school geregeld? Door het volgen van de minor Kind, Leren en Media ben ik straks ‘specialist’ op het gebied van ict en media (vooral in de klas). Ik heb dan ook gemerkt dat ik ook meteen met andere ogen naar ict op mijn stageschool ben gaan kijken. Hoe gebruiken zij ict op school en wat voor materialen hebben ze tot beschikking?, maar vooral wat kun je er allemaal mee (wat zij er nog niet mee doen)?
Ik maak als het ware een ‘verschuiving’, ik wil meer betekenen voor het onderwijs door mijn kennis van media en ict te gaan gebruiken. Hoe weet ik nou dat ik een verschuiving maak? In het college over innoveren dat ik 19 februari heb gevolgd, kwam de ‘levenscyclus’ van Rogers naar voren. Rogers (Rogers, 2003) heeft een theorie opgesteld over innovatie: een nieuw product of idee. In zijn innovatietheorie beschrijft hij het koopgedrag van de mens. Er zullen namelijk altijd mensen zijn die meteen het product willen kopen, maar ook mensen die weerstand bieden. In onderstaande grafiek (Wikipedia, 2005) onderscheidt hij 5 groepen innovatoren.
Ook ik behoor tot de ‘onwetende’ groep, voor de Pabo had ik nog weinig 'echte' ervaring met het onderwijs (ik heb een moeder in het onderwijs, dus met veel zaken was ik wel bekend). Inmiddels ben ik een derdejaars student en wordt er al meer van mij verwacht dan alleen maar een simpel lesje geven. Er wordt namelijk geacht dat je met andere ogen naar een organisatie kunt kijken. Hoe wordt bijvoorbeeld de zorg op een school geregeld? Door het volgen van de minor Kind, Leren en Media ben ik straks ‘specialist’ op het gebied van ict en media (vooral in de klas). Ik heb dan ook gemerkt dat ik ook meteen met andere ogen naar ict op mijn stageschool ben gaan kijken. Hoe gebruiken zij ict op school en wat voor materialen hebben ze tot beschikking?, maar vooral wat kun je er allemaal mee (wat zij er nog niet mee doen)?
Ik maak als het ware een ‘verschuiving’, ik wil meer betekenen voor het onderwijs door mijn kennis van media en ict te gaan gebruiken. Hoe weet ik nou dat ik een verschuiving maak? In het college over innoveren dat ik 19 februari heb gevolgd, kwam de ‘levenscyclus’ van Rogers naar voren. Rogers (Rogers, 2003) heeft een theorie opgesteld over innovatie: een nieuw product of idee. In zijn innovatietheorie beschrijft hij het koopgedrag van de mens. Er zullen namelijk altijd mensen zijn die meteen het product willen kopen, maar ook mensen die weerstand bieden. In onderstaande grafiek (Wikipedia, 2005) onderscheidt hij 5 groepen innovatoren.
- Innovatoren (Innovators): Willen altijd als eerste een product hebben, gaan voor het nieuwste van het nieuwste.
- Pioniers (Early Adopters): Gaan ook voor nieuwe producten, maar hoeven niet altijd meteen het nieuwste van het nieuwste te hebben.
- Voorlopers (Early Majority): Kopen het product, waardoor het product in de massa wordt opgenomen.
- Achterlopers (Late Majority): Het product is volwassen, bijna iedereen kent het. De verkoop van een product zal ook langzaam afnemen.
- Achterblijvers (Laggards): Deze laatste groep interesseert zich helemaal niet in nieuwe producten, deze groep zal een product kopen doordat het bijvoorbeeld in de aanbieding is. Het is de groep die zich totaal niet met innoveren bezig houdt.
Als ik kijk waar ik in deze levenscyclus sta dan zit ik in de groep voorlopers: ik wil niet altijd het nieuwste van het nieuwste hebben, ik volg (net als een grote groep) een beetje 'de massa’. Je kunt naast een cyclus van het koopgedrag van mensen ook een cyclus van het onderwijs maken. Zoals ik al eerder zei denk ik dat ik hierin een verschuiving heb gemaakt. Ook in het onderwijs zat ik vaak in de groep voorlopers: ik ging met de massa mee. Nu wil ik graag een pionier zijn, juist wat voorlopen en nieuwe dingen uitproberen in het onderwijs. Je hoeft dus niet voor elke onderwerp in dezelfde fase te zitten. In welke fase je zit hangt ook een groot deel samen met je interesses.
Door de kennis en ervaring van ict en media die ik tijdens het volgen van deze minor opdoe zou ik een innovator in het onderwijs kunnen zijn. Ik zeg kunnen omdat er wel een aantal voorwaarden aan verbonden zijn. Volgens Rogers (2004) slaagt innovatie wanneer er sprake is van een focus, je moet duidelijk voor ogen hebben wat je wil vernieuwen en daar kaders aan stellen. Hiervoor zijn 5 voorwaarden opgesteld :
- Compatibility: Past het bij jou als leerkracht, maar past het ook binnen de organisatie
- Profitability: Heb je er voordeel bij en heeft het meerwaarde? Zie je leeropbrengsten terug in je klas? Wanneer collega’s dit zien zullen ze meer vertrouwen in de innovatie hebben.
- Complexity: Begrijp je het? Wat wil je vernieuwingen en hoe ga je dat aanpakken. Het moet inzichtelijk en begrijpelijk zijn voor mensen.
- Observability: Kan ik het zien? Zorg dat je ergens makkelijk kan terugvinden hoe iets werkt of toon je collega’s hoe jij met innovatie omgaat.
- Trialability: Kan ik het uitproberen? Alles moet de eerste keer uitgeprobeerd worden, voordat je weet of het succesvol is. Hiervoor moet dus ook ruimte zijn. Probeer het daarnaast wel kleinschalig te houden.
Innovatie zal dus niet altijd meteen slagen. Je moet mensen de tijd geven om de ‘innovatie’ succesvol te laten verlopen. Je zult namelijk altijd een groep hebben die de innovatie spannend of/en misschien wel lastig vindt. Voorbeeld: mijn moeder zit ook in het onderwijs en staat altijd open voor vernieuwingen. Zij neemt alleen nieuwe informatie wat minder snel op dan ik. Het is daarom belangrijk om het haar te laten zien en het haar zelf te laten uitproberen. Zo maak je de kans dat de innovatie ‘lukt’ een stuk groter.
Hierin zit ook meteen mijn ‘winstpunt’. Veel mensen in het onderwijs hebben vaak nog niet voldoende kennis over ict en media, maar willen wel graag hierover leren. Ik denk dat ik voor deze leerkrachten veel kan betekenen door ze persoonlijk te helpen (wanneer je bij ze op school werkt of stageloopt) of door eventueel workshops te geven. Op mijn huidige stageschool is al, min of meer, besproken dat ik wat workshops ga geven aan een aantal docenten over ict en media. Natuurlijk sta ik hier voor open, want ik wil graag het onderwijs vooruit helpen. Want, onderwijs maak je samen!
Bronnen: - Onderwijsraad. (2009). De weg naar de hogeschool. Den Haag
-Rogers, E.M. (2003). Diffusion of innovations (5th ed.). New York.
- Wikipedia. (2005). http://commons.wikimedia.org/wiki/File:Plc.gif
- Pioniers (Early Adopters): Gaan ook voor nieuwe producten, maar hoeven niet altijd meteen het nieuwste van het nieuwste te hebben.
- Voorlopers (Early Majority): Kopen het product, waardoor het product in de massa wordt opgenomen.
- Achterlopers (Late Majority): Het product is volwassen, bijna iedereen kent het. De verkoop van een product zal ook langzaam afnemen.
- Achterblijvers (Laggards): Deze laatste groep interesseert zich helemaal niet in nieuwe producten, deze groep zal een product kopen doordat het bijvoorbeeld in de aanbieding is. Het is de groep die zich totaal niet met innoveren bezig houdt.
Als ik kijk waar ik in deze levenscyclus sta dan zit ik in de groep voorlopers: ik wil niet altijd het nieuwste van het nieuwste hebben, ik volg (net als een grote groep) een beetje 'de massa’. Je kunt naast een cyclus van het koopgedrag van mensen ook een cyclus van het onderwijs maken. Zoals ik al eerder zei denk ik dat ik hierin een verschuiving heb gemaakt. Ook in het onderwijs zat ik vaak in de groep voorlopers: ik ging met de massa mee. Nu wil ik graag een pionier zijn, juist wat voorlopen en nieuwe dingen uitproberen in het onderwijs. Je hoeft dus niet voor elke onderwerp in dezelfde fase te zitten. In welke fase je zit hangt ook een groot deel samen met je interesses.
Door de kennis en ervaring van ict en media die ik tijdens het volgen van deze minor opdoe zou ik een innovator in het onderwijs kunnen zijn. Ik zeg kunnen omdat er wel een aantal voorwaarden aan verbonden zijn. Volgens Rogers (2004) slaagt innovatie wanneer er sprake is van een focus, je moet duidelijk voor ogen hebben wat je wil vernieuwen en daar kaders aan stellen. Hiervoor zijn 5 voorwaarden opgesteld :
- Compatibility: Past het bij jou als leerkracht, maar past het ook binnen de organisatie
- Profitability: Heb je er voordeel bij en heeft het meerwaarde? Zie je leeropbrengsten terug in je klas? Wanneer collega’s dit zien zullen ze meer vertrouwen in de innovatie hebben.
- Complexity: Begrijp je het? Wat wil je vernieuwingen en hoe ga je dat aanpakken. Het moet inzichtelijk en begrijpelijk zijn voor mensen.
- Observability: Kan ik het zien? Zorg dat je ergens makkelijk kan terugvinden hoe iets werkt of toon je collega’s hoe jij met innovatie omgaat.
- Trialability: Kan ik het uitproberen? Alles moet de eerste keer uitgeprobeerd worden, voordat je weet of het succesvol is. Hiervoor moet dus ook ruimte zijn. Probeer het daarnaast wel kleinschalig te houden.
Innovatie zal dus niet altijd meteen slagen. Je moet mensen de tijd geven om de ‘innovatie’ succesvol te laten verlopen. Je zult namelijk altijd een groep hebben die de innovatie spannend of/en misschien wel lastig vindt. Voorbeeld: mijn moeder zit ook in het onderwijs en staat altijd open voor vernieuwingen. Zij neemt alleen nieuwe informatie wat minder snel op dan ik. Het is daarom belangrijk om het haar te laten zien en het haar zelf te laten uitproberen. Zo maak je de kans dat de innovatie ‘lukt’ een stuk groter.
Hierin zit ook meteen mijn ‘winstpunt’. Veel mensen in het onderwijs hebben vaak nog niet voldoende kennis over ict en media, maar willen wel graag hierover leren. Ik denk dat ik voor deze leerkrachten veel kan betekenen door ze persoonlijk te helpen (wanneer je bij ze op school werkt of stageloopt) of door eventueel workshops te geven. Op mijn huidige stageschool is al, min of meer, besproken dat ik wat workshops ga geven aan een aantal docenten over ict en media. Natuurlijk sta ik hier voor open, want ik wil graag het onderwijs vooruit helpen. Want, onderwijs maak je samen!
Bronnen: - Onderwijsraad. (2009). De weg naar de hogeschool. Den Haag
-Rogers, E.M. (2003). Diffusion of innovations (5th ed.). New York.
- Wikipedia. (2005). http://commons.wikimedia.org/wiki/File:Plc.gif